Onroerende- Zaakbelastingen
Onder de naam 'onroerendezaakbelastingen' worden ter zake van binnen een gemeente gelegen onroerende zaken twee directe belastingen geheven:
a. een gebruikersbelasting van degene die bij het begin van het kalenderjaar een onroerende zaak die niet in hoofdzaak tot woning dient gebruikt,
b. een eigenarenbelasting van degene die bij het begin van het kalenderjaar van een onroerende zaak het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht.
Waardevaststelling op grond van de Wet WOZ
Als heffingsgrondslag geldt de WOZ-waarde. De WOZ-waarde is een grondslag voor belastingheffing door de gemeenten, de belastingdienst en de waterschappen. De waarde die moet worden bepaald is die welke aan een onroerende zaak dient te worden toegekend wanneer de volle en onbezwaarde eigendom aan de hoogstbiedende zou kunnen worden overgedragen. Voor niet-woningen (met uitzondering van Rijksmonumenten) geldt dat de gecorrigeerde vervangingswaarde de grondslag is indien deze hoger is dan de waarde in het economisch verkeer.
Het tarief van de onroerendezaakbelastingen wordt berekend naar een percentage van de WOZ-waarde. Het percentage wordt jaarlijks door de gemeenteraad vastgesteld. Bij de vaststelling van de begroting 2023-2026 heeft de raad besloten de OZB-tarieven voor het jaar 2023 met 2,4% te verhogen. Dit volgens de huidige inflatie verwachting op basis van de raming van het Centraal Planbureau maart 2022. In 2022 was als gevolg van aangepaste gemiddelde WOZ waardestijgingen 2022 het OZB tarief voor woningen te hoog. Daarvoor is in 2022 een voorziening van € 72.000 getroffen. Door in 2023 het tarief eenmalig te verlagen wordt dit gecorrigeerd. De1% verhoging die elk jaar opnieuw zou worden ingezet wordt stopgezet omdat er ruimte is in de begroting.
Dit heeft geleid tot de volgende percentages: