Schatkistbankieren
Sinds eind 2013 is het schatkistbankieren voor de gemeente van toepassing. Het heeft een wettelijke basis in de wet Financiering decentrale overheden (Wet FIDO) en betekent dat decentrale overheden hun liquide middelen aanhouden bij ’s Rijks schatkist. Dit moet leiden tot een verminderde externe financieringsbehoefte van het Rijk met als gevolg een lagere staatsschuld en een lagere EMU schuld van de collectieve sector. Voor de aan te houden middelen in ’s Rijks schatkist is een drempel van toepassing die is vastgesteld op 0,75% van het begrotingstotaal met een minimum van € 1.000.000 en een maximum van € 2.500.000. Het schatkistbankieren kan voor de gemeente een negatieve uitwerking hebben op de rendementsverwachting. De hoogte van het negatieve effect is afhankelijk van de afwijking tussen de door het Rijk gehanteerde rentepercentages en de percentages van marktconforme partijen. Uitzettingen (verstrekken van leningen) uit hoofde van de publieke taak blijven mogelijk. Ook het onderling lenen tussen decentrale overheden biedt wellicht mogelijkheden voor een hoger rendement. Voorwaarde hierbij is dat er geen toezichtrelatie mag zijn tussen de betrokken decentrale overheden. Wij zijn verplicht om overtollige middelen in de Rijksschatkist aan te houden.
Om niet boeven de grens van 1 miljoen uit te komen wordt ons banksaldo indien dit boven de € 900.000 komt afgeroomd naar de schatkist rekening.
Renteresultaat
Via de onderstaande tabel bieden wij inzicht in de rentelasten en het renteresultaat.
Toelichting rentetoerekening
Het saldo van de te betalen en te ontvangen rente dient doorberekend te worden naar de taakvelden. Wij hebben ervoor gekozen om hier gebruik te maken van de renteomslag-methode. De omslagrente wordt bij de begroting berekend door de werkelijk aan de taakvelden toe te rekenen rente te delen door de boekwaarde per 1 januari van de vaste activa die integraal zijn gefinancierd. De renteomslag wordt afgerond en dit houden we in de begroting aan als door te berekenen rentepercentage. Het verschil is het rentevoordeel. Voordeel betekent hier dat iets meer rente is doorgerekend naar de taakvelden. Dit geeft dus voor hetzelfde bedrag een nadeel bij de taakvelden. De rente toerekening is daarmee budgettair in de begroting opgenomen.
De rente naar grondexploitaties loopt volledig via de reserve grondbedrijf, zodat ook hier schommelingen in het rentepercentage geen invloed hebben op de begroting/jaarrekening. Alleen nieuwe geldleningen en rentewijzigingen hebben nog invloed op de begroting.
In de begroting 2025 zorgt het opnemen van een vervangende rentelening voor extra kosten van € 45.000. Of we ook daadwerkelijk moeten gaan lenen zal in 2025 blijken.
Eventuele rentevergoedingen over het schatkist saldo dat uit staat bij het rijk is ook niet opgenomen. Doordat het onzeker is of en hoeveel rentekosten er komen in 2025 is er voor gekozen in de begroting geen rente toe te rekenen aan de diverse investeringen en grondexploitaties. Bij het opstellen van de jaarcijfers 2025 zal blijken of we de rentekosten alsnog moeten toe rekenen.